Tekstweergave van GA-1908_JB006_00182

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
In hoeverre dit laatste, aangenomen de juistheid er van, al dan niet was inbreuk maken op een contract, weet ik niet, maar a priori lijkt het min juist van Beiot, dat hij van eigendommen van Blaeu, blijkbaar zonder diens voorkennis, ook voor andere drukkers gebruik maakte. Er werden in het geschil scheidslieden benoemd: Dr. Geeaed Schaep en Dr. Pieter Opmeer, beiden oud-schepen van Amsterdam, en Hendeik Laueessz, Dirk Pjeteesz Pees en Beoee Jansz, de beide eersten boekver - koopers-uitgevers, de laatste bovendien ook boekdrukker te Amsterdam. Zij stelden, naar het schijnt, de weduwe Beiot in bet gelijk, want hun judicium luidde: Blaeu zou betalen aan de weduwe voor 17 soorten van matrijzen en instrumenten (dat zijn klemhaken) ƒ 1056. voor arabische en grieksche letters (matrijzen?) en pin - genen (stempels) als rest van meerder 100. Hiervan zou hij mogen afhouden: voor ’t gemis van eenige pinc;,oenen 102. voor ontbrekende grieksche * 60. voor ’t ontbrekende aan drie soorten (?) . . . . , 36. voor het gieten van de kleine grieksche letters , 50. voor teruggave van verschoten gelden 102.12 De weduwe Beiot bleef echter gehouden aan Blaeu alsnog te leveren de stempels van grootere noten. Deze beslissing is om verscheidene redenen niet zonder belang. Bekende amsterdammers uit de eerste dertig jaren der zeventiende eeuw worden genoemd; de sedert herhaaldelijk gemaakte fout, dat aan een boekverkooper-uitgever expertise in drukkerij-aangelegenheden wordt opgedragen, geschiedde ook hier: van de vijf experts was slechts Beoee Jansz voldoende op de hoogte om met kennis van zaken te oordeelen. Want Beoee Jansz was van hen de eenige drukker. Geboren in 1579 of 1580, had hij zijn leertijd in Leiden doorgebracht en was daar in 1599 gehuwd*); sedert in Amsterdam gevestigd, bad de Magistraat hem begiftigd met het stadsdrukkerschap f). Als eerste zijner drukken wordt gemeenlijk geciteerd een ongedateerde editie van het Geusenlieden-boecxken, dat op 1603 gesteld wordt §), maar dat ik mijnerzijds geneigd zou zijn eenige jaren later te stellen. Omstreeks 1603 echter zal hij zich denkelijk •) Ledeboer. Pe boekdrukkers enz. Devent. 1872, p. 49. t) Documenteel van IGl4 1652. Zijn zeventiende-eeuwsche opvolgers in cUt ambt waren Jan Banning (1652—1658), Johannes van Ravesteyn (1659 1674), Jan Rieuwertsz (in Dirk van-AsHensteeg 1075—1676; inde Beurs-straat, in ’fc Martelaars-boek 1678—1685) en Jan Rieuwertsz de Jonge (sinds 1685). §) Zie o.a. Bijdragen tot een repertorium der nederlandsche muziekgeschiedenis, p. 12. 154