Tekstweergave van GA-1908_JB006_00098

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
later bleek de werkelijke kooper te zijn geweest Alex (Stotter. Heijman. De Roode Leeuw schijnt sinds lang geen herberg meer te zijn geweest. Het koffiehuis, dat onder dien naam voorkomt in het Tableau d'Amsterdam van Witsen Gteijsbeek (1807 en 1810), stond, blijkens het huisnummer, achter het Commandantshuis. * * * Het huis op den Oosthoek van de Kalverstraat werd 13 Jan. 1629 bij executie door Burgemeesteren verkocht aan Maarten Codde, laken - kooper. De beterschap bedroeg ƒ 15,580 ten behoeve van Eva van Opmeer, weduwe van Jan van Wynninghef, de jonge. Codde deed den 6 Maart den koop over aan den lakenkooper Jac. v. Loon. In 1662 verkocht deze het huis aan den notaris Jac. v. Swieten, echtgenoot van Anna Claes Cock, die ƒ 2942 contant betaalde en ƒ 10,000 of een losrente van ƒ 350 schuldig bleef. Het was diens zoon Willem v. Swieten, te Doorn woonachtig, die in 1669 het huis verkocht aan den laken winkelier Christiaan Bott, welke het reeds als huurder bewoonde, voor ƒ 24,000. In 1698 was deze overleden en verkocht zijn zoon Coenelis Bott, advocaat, zijn helft in het huis, dat wij bij deze gelegenheid voor ’t eerst de Gouden Leeuw vinden genoemd, aan Pietee Geelhand en aan Pietee de Jager. Het aandeel van Geelhand is tot 1786 in diens familie gebleven, toen het door den zoon van zijn zoon Henry werd verkocht. Pietee de Jager was echtgenoot van Maria, de dochter van Christiaan Bott. Bij de helft die zijn vrouw toekwam werd hij dus door dezen koop bezitter van nog een vierde part, namelijk de helft in ’t half aandeel van zijn zwager Cornelis. Hij hertrouwde later met Cornelia v.d. Meij en bij de scheiding van zijn nalatenschap in 1705, kwam de helft van ’t huis aan zijn twee dochters uit het eerste huwelijk; Eva Maria en Maria Catharina, terwijl op het door hem gekochte 1/4, toen geschat op ƒ 4500, ook zijn dochter uit het 2 cle huwelijk recht had. Deze heette Maria Petronella en huwde met Gehard Geelhand. Men hield echter het Ca aandeel onver - deeld, daar de koopprijs nog niet met Cornelis Bott was vereffend. Toen deze eindelijk in 1750 overleden was, kocht Eva Maria (toen weduwe van Arn. de Brtjijn van Berendrecht) van haar beide zusters haar aandeel in ’t door haar vader gekochte vierde part voor ƒ 3000. Zij was dus nu eigenares van de helft van ’t huis en liet dat na aan haar beide dochters; door erflating bleef eene dezer ten slotte in het bezit; het was J. M. C. de Bruijn v. Berendrecht, gehuwd met Jan de Jong en *) Het procesverbaal dezer veilingen is een waar monstrum. Door eindelooze herhalingen en uitwijdingen en door wijd uiteenloopend schrift is men er in geslaagd om er een boekdeel van te maken van 150 folio pagina’s, alle natuurlijk gezegeld. 70