Tekstweergave van GA-1904_JB003_00128
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
oefende
zijn
vak
voor
zich
zelf
uit
en
werkte
thuis,
vaneen
gilde
was
geen
sprake;
degeen,
die
het
vak
beoefende
kon
leerlingen
aannemen
naar
believen.
Inden
aanvang
was
slechts
sprake
van
het
diamant
-
slijpen,
van
het
kloven
(zagen)
is
eerst
in
latere
jaren
sprake.
Omtrent
een
en
ander
vonden
wij
het
volgende.
*)
~
■
'
,)
*
■
O
/
15
Maart
1642.
Johannes
van
de
Hoey,
Mr.
robijnslijper,
neemt
Feedinand
Schoof
tot
leerling
aan
om
robijn
en
facetsteenen
te
slijpen.
2
jaren.
1660.
Overeenkomst
tusschen
Hknningh
Bummelman,
diamant
-
snijder
te
Hamburg
en
Daniël
Coning,
diamantsnijder
alhier.
Bummelman
besteedt
zijn
zoon
Peter
oud
24
jaar
bij
Coning
voor
vier
jaren.
15
Jan.
1665.
Aeon
Alves,
juwelier,
besteedt
zijn
neef
David
Israël
Nunez
bij
Hendrik
van
Neer,
diamantslijper,
voor
D/2
jaar,
om
diamantslijpen
te
leeren,
een
diksteen-roos
en
een
hartje,
waarna
Alves
belooft
van
Neer
voortdurend
werk
te
zullen
leveren
en
te
betalen
120
gulden.
25
Oct.
1666.
Carel
Cocx,
diamantslijper,
Kalverstraat,
neemt
aan
Jan
van
Someren,
den
zoon
van
Jan
van
Someren,
juwelier,
in
2
jaren
diamantslijpen
te
leeren,
roozen,
dik-
en
dun
-
steenen.
Hij
zal
in
huis
van
Cocx
wonen,
die
/
100
toe
krijgt.
10
Dec.
1678.
Willem
Danckeets,
juwelier,
Symon
Stom,
Prancoys
van
Bylee,
Isaaq
Koozenbeeg,
Pieter
Riemans,
Sandeb
van
Coppenale,
Dominious
de
Chaze,
allen
juweliers,
ver
-
klaren
ten
verzoeke
van
Johannes
Seles,
diamantzager
,
dat
wanneer
zij
aan
de
diamantzagers
diamant
om
te
zagen
hebben
gegeven
en
daaraan
een
ongeluk
gebeurt,
dat
dan
de
schade
ten
laste
der
werkgevers
komt.
Men
ziet
dus,
een
vrij
vak;
juweliers,
die
om
hun
zoons
het
vak
te
doen
leeren
daarvoor
den
diamantslijper
hebben
te
verzoeken
en
geld
toe
betalen;
het
kloven
nog
een
vak,
waarvan
men
de
kunst
blijkbaar
nog
niet
volkomen
meester
was
en
waarbij
de
klover
de
risico
vaneen
mislukken
van
den
arbeid
niet
op
zich
durft
nemen.
Dat
echter
de
industrie
reeds
hoog
stond
bewijzen
verdere
aanteeke
-
ningen
van
Mr.
De
Roever,
waaruit
men
kan
zien
dat
de
juweliers
dikwerf
voor
groote
sommen
aan
edelgesteenten
aan
de
patricische
kooplieden
te
Amsterdam
en
aan
vele
vorsten
en
vorstinnen
in
Europa
verkochten.
In
1645,
dus
lezen
wij
o.
a.
nog
in
deze
aanteekeningen,
kreeg
de
leerjongen
*)
Uit
de
aanteekeningen
van
Mr.
N.
de
Koever,
inleven
archivaris
der
gemeente
Amsterdam,
116