Tekstweergave van GA-1904_JB003_00127
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
de
diamant-industrie
reeds
zoo
oud
is
als
die
industrie
zelve
en
om
dit
te
doen
zien
is
liet
noodig
in
korte
trekken
de
geschiedenis
van
de
diamantnijverheid
te
Amsterdam
in
herinnering
te
brengen.
O
O
Het
is
niet
met
juistheid
te
zeggen
wanneer
de
diamant-industrie
te
Amsterdam
gevestigd
werd.
*J
Inde
Keur-
en
Poorterboeken,
noch
in
de
Handvesten
van
Amsterdam
is
eenige
aanduiding
dienaangaande
te
vinden,
het
woord
diamantslijper
zoekt
men
inde
oude
stadsarchieven
te
vergeefs,
f)
Toevallig
werd
door
Dr,
Coeonel
ontdekt
inde
doop
-
boeken
der
Nieuwe
Kerk,
dat
in
het
jaar
1596
zekere
Lyere
de
Mynne,
«van
beroep
diamantsnijder
(de
naam
diamantsnijder
werd
destijds
ge
-
bezigd
als
een
collectiefnaam
van
klover,
snijder
en
slijper,
omdat
de
verdeeling
van
den
arbeid
toen
nog
zoo
niet
plaats
had
als
thans
en
dezelfde
werklieden
toen
al
de
bewerkingen
van
de
diamant
volbrachten)
zijn
kind
aldaar
ten
doop
had
gehouden.”
De
vestiging
van
dien
tak
van
industrie
te
Amsterdam
dagteekent
echter
vaneen
veel
vroeger
tijdperk.
Vrij
zeker
houdt
men
het
er
voor
dat
een
Bruggenaar,
Louis
van
Berchem,
die
lang
te
Parijs
had
gewoond,
waar
sedert
het
laatst
der
13®
eeuw
de
kunst
van
het
slijpen
en
polijsten
van
edele
gesteenten
beoefend
werd,
de
kunst
ontdekte
om
het
diamant
met
zijn
eigen
poeder
te
polijsten.
Deze
erlangde
daarin
zóóveel
ervarenheid,
dat
hij
weldra
als
eender
bekwaamste
diamantslijpers
algemeen
geroemd
werd
en
hem
vorstelijke
steenen
ter
bearbeiding
werden
toevertrouwd.
Hij
deelde
die
kunst
te
Brugge
aan
anderen
mede
en
verscheidene
werklieden
ver
-
trokken
uit
Brugge
naar
Antwerpen
en
Amsterdam,
om
daar
nieuwe
leerlingen
te
vormen.
§)
Te
Amsterdam
werd
de
kunst
door
den
uitge
-
breiden
handel
der
Oost-Indische
Compagnie
spoedig
tot
grooten
bloei
gebracht.
De
industrie
was
in
die
dagen
volkomen
vrij:
ieder
diamantbewerker
*)
Dit
en
het
volgende
is
ontleend
aan
Dr.
S.
Sb.
Coeonel,
„De
diamantwerkers
te
Amster
-
dam,
Bijblad
van
de
„Economist”,
1865
p.
73
e
v.
t)
De
heer
Henei
Polak
wyst
er
in
zijn
„De
stryd
der
diamantbewerkers”,
Amsterdam,
8.
L,
van
Looy
1896,
p,
5,
op
„dat
inde
stedelijke
registers
op
het
archief
te
Amsterdam,
in
het
jaar
1588
voor
het
eerst
melding
wordt
gemaakt
vaneen
diamantslijper,
nl.
Peetek
Goos,
die
dan
de
vader
der
industrie
te
dezer
stede
zou
mogen
heeten.”
§)
Door
alleszins
bevoegden
hoorde
ik
zeggen
dat
de
uitvinding
van
Bodewijk
van
Beegheh
hoogstwaarschijnlijk
een
mythe
is.
De
archivarissen
van
Brussel
en
Brugge,
zeide
men
mij,
hebben
met
beslistheid
ontkend
dat
er
ooit
in
Vlaanderen
iemand
van
dien
naam
is
geweest,
veel
minder
het
diamantslypen
heeft
uitgevonden.
Trouwens,
eeuwen
voordat
Brugge
bestond,
heeft
men
in
Hindostan
en
andere
landen,
in
hetgeen
thans
Britsch-Indië
is,
op
zeer
voor
-
treffelijke
wijze
diamant
geslepen.
De
z.n,
„Groot-Mogol”,
een
diamant
in
het
bezit
van
den
Ozaar,
is
er
het
bewijs
van,
en
zoo
was
ook
de
„Koh-i-noor”
vóór
de
herslijping
een
prachtig
specimen
van
oud-Indische
diamantslijpkunst.
Hoe
zouden
die
oude
Indiërs
nu
hun
diamanten
hebben
geslepen
als
zij
het
niet
met
diamant
hadden
gedaan?
Taveniee
schrijft
trouwens
reeds
in
zijn
beroemd
reisverhaal
over
diamantslijperijen,
die
hij
in
Indië
aangetroffen
heeft.
115