Tekstweergave van GA-1903_JB002_00017

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
a/.. Qsteeien Terugziende op het afgeloopen Vereenigingsjaar, mogen wij inde eerste plaats met voldoening vermelden dat Amsterdam’s nieuwe burge - meester de Edelachtb. heer Mr. W. F. van Leeuwen zich bereid verklaarde over onze Vereeniging het beschermheerschap te aanvaarden inde plaats van zijn voorganger Mr. Yening Meinesz, en gelijk deze haar als donateur te steunen. Ons ledental geeft minder voldoening. Vijf leden bedankten, een lid overleed, zes nieuwe leden traden toe, zoodat wij geen aanwinst hebben te vermelden. Het getal leden is alzoo op 160 gebleven, waar - onder met onzen Beschermheer nu 11 donateurs staan ingeschreven. Van ons bestuur bedankte het lid, de heer Fabiüs wegens gebrek aan genoegzamen tijd tot medewerking. Behalve onze eigenlijke werkzaamheden, de repertoria of leggers, waarover straks nader, gold onze arbeid dit jaar ook onze bemoeiing ineen tweetal aangelegenheden, welker heteekenis een sterk verband houdt met de historie van onze stad, reden waarom, naar wij meenden, onze deelneming alzoo niet mocht ontbreken. Inde eerste plaats gold ze dein den vorigen zomer wederom herleefde pogingen om het voor - malige Stadhuis op den Dam aan zijn tegenwoordige bestemming te on ttrekken en het weder de zetel van ons stedelijk bestuur te doen worden. Dit streven, bij een groot deel der burgerij levendig, had reeds spoediger inden Baad weerklank gevonden dan wij dachten, zoodat de tijd ons ontbrak om voldoende een ledenvergadering voor te bereiden ten einde onze Vereeniging de gelegenheid te geven zich over de belangrijke quaestie uitte spreken. Vandaar dat ons bestuur maar besloot althans zelf te getuigen en aan den Raad een adres richtte waarin adhaesie werd uitgesproken met elk denkbeeld dat beoogde om