Tekstweergave van NL-ZtGAZ_9001-19_1929_0458
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
F
a
L.GADELLAA
Voorheuvel
37
Zeist
Tel.
68
en
308
"
16
ren
op,
welke
daarna
door
hen
wor-
den
invordeibaar
verklaard.
De
artt.
2—7
zijn
hierop
van
toe-
passing.
Art.
9.
Na
het
vervallen
van
den
laatsten
termijn
voor
de
betaling
van
deze
belasting,
bedoeld
bij
art.
260
der
Gemeentewet,
doet
de
gemeente-
ontvanger
aan
Burgemeester
en
Wet-
houders
binnen
een
door
hen
te
be-
palen
tijd
een
staat
toekomen
van
de
posten,
welke
nog
niet
zijn
ingekomen,
met
een
verslag
van
hetgeen
door
hem
ter
invordering
is
gedaan.
Burgemeester
en
Wethouders
ver-
klaren
die
posten
hierop
oninvorder-
baar.
Dit
besluit
ontheft
den
gemeente-
ontvanger
van
verdere
pogingen
tot
invordering.
Deze
verordening
is
in
werking
ge-
treden
op
1
Mei
1927.
Kon.
Ned.
Meterologisch
Instituut
te
de
Bilt.
Het
Reglement,
vastgesteld
bij
Kon.
Besluit
van
13
Augustus
1906
Staats-
blad
No.
220,
bevat
o.m.
het
volgende:
Het
Instituut
heeft
ten
doel
het
onderzoek
der
natuurkundiga
verschijn-
selen
in
den
dampkring
en
aan
de
oppervlakte
der
aarde,
zoowel
te
land
als
ter
zee,
alsmede
om
de
uitkomsten
der
onderzoekingen
en
de
daarop
be-
trekking
hebbende
wetenschappen
dienstbaar
te
maken
aan
scheepvaart-
landbouw-
en
andere
belangen.
De
vaste
dienst
van
het
Instituut
omvat:
le.
het
verrichten,
verzamelen
en
be-
werken
van
weerkundige
magne-
tische
en
seismologische
waarne-
mingen
van
de
observatoria
en
de
stations;
2e.
het
bevorderen,
verzamelen
en
bewerken
van
waarnemingen
elders
hier
te
lande
verricht;
3e.
het
bevorderen,
verzamelen
en
be
werken
van
waarnemingen
ter
zee;
4e.
het
zenden
van
stormwaarschu-
wingen;
5e.
het
samenstellen
van
mededeelin-
gen
omtrent
de
bestaande
en
de
te
verwachten
weersgesteldheid
en
het
verkrijgbaar
stellen
van
deze
weerberichten
tegen
een
door
den
minister
van
Waterstaat
te
bepa-
len
vergoeding
(abonnement
da-
gelijksch
weerkaartje
f
7.50
per
jaar);
6e.
het
verifieeren
van
instrumenten
betrekking
hebbende
op
meteoro-
logie
en
aanverwante
wetenschap
pen
ten
behoeve
van
de
Regeering,
en,
voor
zoover
dit
voor
een
we-
tenschappelijk
doel
wordt
ver-
zocht,
ook
ten
behoeve
van
parti-
culieren;
7e.
het
op
aanvrage
geven
van
inlich-
tingen
aan
belanghebbenden
om
trent
de
onder
le
en
6e
genoemde
onderwerpen.
De
Minister
van
Waterstaat
be-
paalt
het
aantal
en
de
taak
der
afdeelingen
van
het
Instituut.
On
der
het
Instituut
resorteeren
de
gemeentelijke
filiaal-inrichtingen
te
Amsterdam
en
te
Rotterdam,
die
meer
in
het
bijzonder
ten
doel
hebben
dagelijks
vereischte
gegevens
te
ver-
schaffen
aan
de
scheepvaart.
Voorts
behooren
tot
het
Instituut
de
stations
voor
meteoroligische
waarnemingen
te
Helder,
Groningen,
Vlissingen
en
Maastricht.
Het
rechtstreeksch
toezicht
over
het
Instituut
is
opgedragen
aan
een
College
van
Curatoren,
waarvan
leden:
Dr.
E.
van
Wederen
baron
Rengers,
IJsbrechtuim;
G.
F.
Tyde-
ma,
's-Gravenlhage;
de
Inspecteur-
Generaal
van
den
Rijkswaterstaat
in
de
tweede
Inspectie
te
's-Graven-
hage;
Dr.
J.
D.
v.
d.
Waals;
Secreta-
ris:
Prof.
Dr.
D.
van
Gulik
te
Wage-
ningen.
Hoofddirecteur:
Prof.
Dr.
E.
van
Everdingen
te
de
Bilt;
Directeuren:
Dr.
C.
Braak
en
Dr.
G.
van
Dijk;
Ad-
junct-Directeuren:
Dr.
C.
Schoute,
P.
M.
van
Riel,
Dr.
H.
G.
Cannegieter
en
H.
Keijser,
Secretaris:
W.
Wolthers;
Adj.-Secretaris:
H.
Prins.
Eerste
Ob-
servatoren:
C.
van
Dorssen
Czn.,
G.
P.
van
Zutphen,
G.
C.
v.
Riet;
Obser-
vatoren-radiotelegrafist
2e
klasse:
C.
I.