Tekstweergave van NL-ZtGAZ_9001-19_1929_0457
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
ELECTRISCHE
SMEED-
EN
CONSTRUCTIEWERKEN
tie
plaats
van
hetgeen
inmiddels
teveel
oetaald
mocht
zijn.
Art.
8.
Het
schoolgeld
is
verschul-
digd
door
de
ouders,
voogden
of
ver-
zorgers
der
leerlingen.
Deze
verordening
is
in
werking
ge-
treden
op
1
Mei
1927.
Invordering
van
Schoolgeld.
Gelet
op
de
artt.
62—67
der
Lager
Onderwijswet
1920
en
op
de
artt.
258—262
der
Gemeentewet;
Besluit:
vast
te
stellen
de
navolgende
ver
ordening
op
de
invordering
van
schoolgelden
in
de
gemeente
de
Bilt.
Art.
1.
Jaarlijks
voor
6
Mei
zenden
de
hoofden
der
scholen
bestemd
voor
gewoon
lager
onderwijs
en
der
scho
len,
bestemd
voor
uitgebreid
lager
on
derwijs
in
deze
gemeente
aan
Burge
meester
en
Wethouders
een
lijst,
ver-
nieldende
de
namen
en
voornamen
der
leerlingen,
die
op
den
len
Mei
als
ter
school
gaande
stonden
ingeschreven,
benevens
de
namen
van
hunne
ouders,
voogden
of
verzorgers
of
van
anderen,
Welke
de
leerlingen
ter
school
hebben
gezonden.
Voor
het
einde
dier
maand
maken
Burgemeester
en
Wethouders
naar
aanleiding
van
de
in
alinea
1
genoem-
de
Iijsten
het
primitief
kohier
van
het
schoolgeld
op,
hetwelk
daarna
door
hen
invorderbaar
verklaard
wordt.
Art.
2.
Burgemeester
en
Wethou
ders
bepalen
in
hoeveel
termijnen
het
schoolgeld
invorderbaar
is.
De
verschuldigde
belasting
is
dade-
lijk
ineens
invorderbaar,
zoodra
de
aangeslagene
in
staat
van
faillisse-
ment
verklaard
is
of
op
zijne
roerende
of
onroerende
goederen
executoriaal
beslag
is
gelegd.
Art.
3.
Het
model
der
aanslagbiljet-
ten
wordt
door
Burgemeester
en
Wet
houders
vastgesteld.
De
aanslagbiljet-
ten
moeten
gedagteekend
zijn.
Art.
4.
De
belastingplichtige
kan
tegen
zijn
aanslag
bezwaren
indienen
bij
Burgemeester
en
Wethouders
bin-
nen
een
maand
na
de
dagteekening
van
het
aanslagbiljet.
Burgemeester
15
en
Wethouders
beslissen
binnen
een
maand
na
den
datum,
waarop
het
be-
zwaarschrift
bij
hen
ingekomen
is
en
deelen
hierna
de
beslissing
terstond
aan
den
belanghebbende
mede.
Binnen
een
maand
na
de
beslissing
van
Burgemeester
en
Wethouders
kan
de
belanghebbende
van
die
beslissing
in
beroep
gaan
bij
den
Raad,
welke
zoo
spoedig
mogelijk
beslist
en
zijn
beslissing
aan
belanghebbende
ter
stond
doet
toekomen.
Art.
5.
De
gemeente-ontvanger
of
hij,
die
namens
hem
en
op
zijne
ver-
antwoording
ontvangt,
is
verplicht
van
iedere
betaling
onmiddellijk
kwitantie
op
het
aanslagbiljet
te
stellen,
wor-
dende
geene
betaling
voor
geldig
ge-
houden,
dan
die
blijkt
uit
de
eigen-
handige
kwiteering
op
dat
biljet,
hetzij
van
den
gemeente-ontvanger,
hetzij
van
dengeen,
die
namens
hem
ont
vangt.
Indien
een
aanslagbiljet
in
het
on-
gereede
mocht
zijn
geraakt,
moet
hier-
van
een
duplicaat
opgemaakt
en
tegen
betaling
van
het
ingevolge
legesver-
ordening
verschuldigde
recht
aan
den
aangeslagene
uitgereikt
worden.
Art.
6.
De
afschrijvingen
der
beta-
lingen
geschieden
in
de
volgende
orde:
a.
op
de
kosten
van
vervolging;
b.
op
het
bedrag
der
belasting.
Art.
7.
De
invordering
geschiedt
overeenkomstig
de
artt.
258—262
der
Gemeentewet
.
Art.
8.
Voor
den
6en
van
elke
maand
zenden
de
Hoofden
der
scholen,
be
stemd
voor
gewoon
lager
onderwijs
en
der
scholen
bestemd
voor
uitgebreid
lager
onderwijs
in
deze
gemeente
aan
Burgemeester
en
Wethouders
een
lijst
als
in
art.
1
bedoeld,
betreffende
de
leerlingen,
die
in
de
afgeloopen
maand
zijn
toegelaten,
met
opgaaf
der
ver-
anderingen,
die
in
de
vorige
opgaven
zijn
gekomen
wegens
overlijden
of
ver-
laten
der
school.
Naar
aanleiding
van
de
in
alinea
1
genoemde
Iijsten
maken
Burgemeester
en
Wethouders,
zoo
dikwijls
hiertoe
aanleiding
bestaat,
aanvullingskohie-