Tekstweergave van NL-ZtGAZ_9001-19_1929_0041
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Centrale
Verwarming
voor
en
Kantoren
Fabrieken
17
Belastbaar
Te
betalen
inkomeii
Belasting
door
inwoners
der
gemeente
23000
1182.09
24000
25000
26000
27000
28000
29000
30000
35000
40000
45000
50000
60000
70000
80000
90000
100000
1236.69
1291.29
1345.89
1400.49
1455.09
1509.69
1564.29
1837.29
2110.29
2383.29
2656.29
3202.29
3748.29
4294.29
4840.29
5386.29
door
werk
forensen
788.06
824.46
860.86
897.26
933.66
970.06
1006.46
1042.86
1224.86
1406.86
1588.86
1770.86
2134.86
2498.86
2862.86
3226.86
3590.86
door
woon-
forensen
394.03
412.23
430.43
448.63
466.83
485.03
503.23
521.43
612.43
703.43
794.43
885.43
1067.43
1249.43
1431.43
1613.43
1795.43
*
Onder
belastbaar
inkomen
wordt
verstaan
het
zuiver
inkomen
vermin-
derd
met
een
aftrek
voor
noodzakelijk
levensonderhoud
van
/
500.—
voor
een
ongehuwde,
f
700.—
voor
een
gehuwde,
vermeer-
derd
met
f
75.—
voor
ieder
eigen
—
aangehuwd
—
of
pleegkind
beneden
achttien
jaar
dat
minder
dan
/
10.—
per
week
verdient
en
geheel
ten
laste
van
den
belastingplichtige
kornt.
X
Boven
een
belastbaar
inkomen
van
f
20.000.—
wordt
van
iedere
f
50.—
meer
van
inwoners
der
ge
meente
/
2.73,
van
werkforensen
f
1.82
en
woonforensen
f
0.91
geheven.
Art.
6.
Het
belastingjaar
begint
1
Mei
en
eindigt
met
30
April.
Art.
7.
Deze
verordening
treedt
in
werking
1
Mei
1922,
op
welk
tijdstip
vervalt
de
verordening
op
de
heffing
eener
plaat-
selijke
belasting
raar
het
inkomen,
vastgesteld
bij
raadsbesluit
van
7
No
vember
1918,
gewijzigd
bij
raadsbe-
sluiten
van
18
November
1920
en
24
Februari
1921,
welke
verordening
even-
wel
van
toepassing
blijft
op
alles
wat
betreft
de
heffing
over
belastingjaren,
welke
aan
het
belastingjaar
1922-—
1923
voorafgaan.
Verordening
op
de
invordering
van
de
plaatselijke
inkomstenbelasting.
Art.
1.
De
invordering
en
uitkeering
der
plaatselijke
inkomstenbelasting
ge-
schieden
overeenkomstig
het
bepaalde
in
artikel
243h
der
gemeentewet.
Art.
2.
De
aanslagen
over
een
vol
jaar
zijn
invorderbaar
telkens
voor
een
tiende
gedeelte,
op
den
laatsten
dag
der
maanden
Juni
tot
en
met
Maart
van
het
belastingjaar.
Art.
3.
De
aanslagen
over
minder
dan
een
vol
jaar
zijn
invorderbaar
in
zooveel
gelijke
termijnen
als
er
na
de
maand,
welke
in
de
dagteekening
van
het
aan-
slagbiljet
is
vermeld,
nog
maanden
van
het
belastingjaar
overblijven.
Op
den
laatsten
dag
van
elk
dier
maanden
vervalt
een
termijn.
Vermeldt
de
dag
teekening
eene
latere
maand
dan
de
voorlaatste
van
hel
belastingjaar,
dan
is
de
aanslag
dadelijk
in
zijn
geheel
invorderbaar.
Art.
4.
1.
De
belasting
der
binnen
het
Rijk
wonende
personen,
die
geene
vaste
woonplaats
hebben,
alsmede
die
van
niet
binnen
het
Rijk
wonende
perso
nen,
is
echter
steeds
dadelijk
in
haar
geheel
invorderbaar.
2.
Voorts
worden
alle
aanslagen
in
eens
invorderbaar,
wanneer
de
belas
tingplichtige
in
staat
van
faillissement
is
verklaard,
gelijk
mede
in
geval
van
inbeslagneming
van
roerende
of
on-
roerende
goedereen
vanwege
het
Rijk,
of
van
verkoop
dier
goederen
tenge-
volge
van
eene
inbeslagneming
na-
mens
derden,
of
wanneer
de
aange-
slagene
het
Rijk
metterwoon
wil
ver-
laten.
Art.
5.
1.
Deze
verordening
treedt
in
wer
king
tegelijk
met
de
verordening
op
de
heffing
eener
plaatselijke
inkomstenbe
lasting.
2.
Zij
vervangt
de
verordening
op